DE ACHTERBAN | In de zorg draait alles om de patiëntjes, maar hoe gaat het met de mensen om hen heen? Wat zijn de ervaringen van ouders, broers, zussen, grootouders, vrienden en vriendinnen?
Beste begeleiders van het medisch kinderdagverblijf,
Vijf jaar geleden wist ik niet eens van jullie bestaan. Ik had onze nog-niet-geboren dochter ingeschreven bij een kinderdagverblijf, in de verwachting een paar maanden na haar geboorte weer aan het werk te gaan en op weg naar mijn werk een Maxi-Cosi met baby af te leveren en die na mijn werkdag weer op te halen. Niks aan de hand.
Toen Evi te vroeg en met een te laag gewicht geboren werd, bleek al snel dat ze veel zorg nodig zou hebben. Ze kwam na lange en intensieve maanden thuis met sondevoeding. Ook was ze snel overprikkeld en ging haar ontwikkeling geheel in haar eigen tempo. We hadden de reguliere opvang al wel afgezegd, maar een alternatief hadden we niet. Totdat het echt misging. Ik brak mijn arm en kon eigenlijk niet alleen zijn met mijn kleine, afhankelijke baby. Er volgden maanden van mantelzorg en thuiszorgschema’s. Toen bleek dat Evi toch niet voldoende zelfstandig kon ademhalen, kreeg ze een zuurstofbrilletje en was bij mij de koek op.
Heel voorzichtig polste een verpleegkundige of ik weleens had nagedacht over een verpleegkundig kinderdagverblijf. En zodra we zelf over de denkbeeldige drempel waren, leek de rode loper wel uitgerold voor ons. Het proces van aanmelding, intake en plaatsing ging heel snel en voor we het wisten reed er een busje voor dat de Maxi-Cosi meenam, inclusief baby, voedingspomp en zuurstof.
Het gedwongen loslaten voor drie dagen per week was zo moeilijk, maar dankzij foto’s, schriftjes, geruststellende telefoontjes en lieve verpleegkundigen kregen we steeds meer vertrouwen.
Evi is er gebleven tot ze vier jaar werd. Ze heeft zichzelf omgetoverd van een kwetsbaar meisje omringd met protocollen, vol met slangetjes, naar een huppelend, nog steeds kwetsbaar (maar ook vrolijk!) dametje. De sonde heeft ze nog, de zuurstof is verleden tijd.
Het waren drie jaren gevuld met indicatieaanvragen, evaluaties, zorgplannen, vervoersplanning, medicatieschema’s. Wat een enorm gedoe om steeds weer alles te moeten beschrijven en bewijzen. Te verantwoorden waarom ons kind net dat beetje extra nodig heeft. Maar als ik terugdenk aan ‘Kleine Maatjes’ denk ik aan hoe betrokken de begeleiders waren, aan de knutsels en de schriftjes. Het enthousiasme bij het zien van haar ontwikkeling. De strijdvaardigheid om de papieren tijgers samen met ons te lijf te gaan. Ik denk aan de kinderverpleegkundige die in het ziekenhuis op bezoek kwam, aan hoe Evi erbij hoorde, thuis was.
Inmiddels is ze een echte kleuter. Eentje met gebruiksaanwijzing. En juist nu ze naar een school gaat waar alle extra zorg niet vanzelfsprekend is, waar niet altijd tijd en aandacht is, en waar niet iedereen dezelfde ‘taal’ spreekt, ben ik extra dankbaar voor het verpleegkundig kinderdagverblijf.
Evi komt er wel. We blijven ook nu zoeken naar een plek die goed bij haar past, waar ze tot haar recht komt. Of die er is, dat weten we niet zeker. Maar dat er mensen bestaan die alles uit de kast halen om een kind zo vrij mogelijk kind te laten zijn, daar zijn we door ‘Kleine Maatjes’ nu wel van overtuigd!
Suzanne Struiksma