29 oktober 2019

Belonen loont, niet altijd!

Maandelijks op de nieuwsblog Kind & Zorg: een column van de Vakgroep Medisch Pedagogische Zorg Nederland over wat zij meemaken in de praktijk.

Ik loop de kamer binnen. Een klein jongetje in een veel te groot bed. Om zich heen een verzameling spullen. Lego Ninjago, een grote knuffel van Paw Patrol, puzzels van Cars en vier heliumballonnen. Terwijl ik daar sta, wordt er een grote doos bezorgd. De jongen reageert enthousiast, pakt het cadeau uit en met dezelfde snelheid als het uitpakken, zet hij het ook weer weg. Hij gaat verder met TV kijken.

Het lijkt weinig indruk meer te maken. Ondanks dat hij het waarschijnlijk niet vervelend vindt om verwend te worden met cadeautjes, lijkt hij eraan gewend te zijn.

Zo ook na het opnieuw plaatsen van een infuus. Hij mag een kleinigheidje uitkiezen om het positief af te sluiten, maar doet dat met weinig interesse. De keer dat hij van een medische handeling overstuur raakte, wilde hij niet eens een kleinigheidje uitkiezen.

Wat zegt dit? En welke meerwaarde heeft het verwennen en belonen met materiële zaken? Een kind in een ziekenhuis heeft extra aandacht nodig en positieve afleiding naast alles wat moet gebeuren. Een cadeautje of beloning passend bij de situatie is prima. Na ontslag een ‘verwend’ kind mee naar huis nemen, is uiteindelijk iets waar zowel ouders als kind niet beter van worden.

Belonen heeft vanuit de cognitieve gedragstherapie een functie. Het wordt dan ook geen belonen genoemd, maar bekrachtigen. Het is een hulpmiddel om gewenst gedrag te bekrachtigen en ongewenst gedrag uit te doven. Maar wat is de kracht van bekrachtigen als dit middel niet doelgericht wordt ingezet? Je wilt een kind zelfvertrouwen geven en niet de suggestie wekken dat alles wat er moet gebeuren dusdanig spannend of pijnlijk is, dat er een cadeautje tegenover moet staan. Daarbij is het ervaren van spanning of pijn zeer persoonlijk.

In het ziekenhuis gaat het vaak om het stimuleren van dingen die een kind eigenlijk niet wil, spannend of pijnlijk vindt. Tegelijkertijd zijn dit wel dingen die het herstel kunnen bevorderen en waarin het kind dus wel gestimuleerd moet worden. Denk hierbij aan meer dan een liter drinken, mobiliseren, vingerprikken, wondzorg et cetera. Belangrijk is vooral dat het goed afgebakend wordt en dat het voor het kind duidelijk is wat er van hem of haar wordt verwacht.

Een voorbeeld is een beloningssysteem voor Julia, een meisje dat moet gaan mobiliseren na een ingewikkelde operatie aan haar been en dit heel spannend vindt. Eerst delen we het mobiliseren met de fysiotherapeute op in kleine stapjes. In overleg met Julia maken we een poster, waarop alle stapjes kort beschreven staan bij een open vakje. Op de achtergrond moet een plaatje van een unicorn. Ze kiest zelf de stickers uit die ze op vakjes wil plakken als ze weer een stap gemaakt heeft. Het doel is om inzichtelijk te maken hoever ze al met mobiliseren is en wat ze nog moet doen. Daarbij is er een extra stimulans, want als de kaart vol is mag er een kleinigheidje worden uitgezocht.

Het is gelukt! Julia is gemobiliseerd, heeft haar kaart vol en kiest een cadeautje uit waar ze heel blij mee is. Maar als ik haar vlak voor ontslag vraag wat ze het fijnst vond, zegt ze als eerste: “Dat mama heel trots op me was en ik ’s avonds mocht kiezen wat ik wilde eten.”

Danielle Aantjes
Vakgroep Medisch Pedagogische Zorg Nederland