Het aantal (bijna-)incidenten met anesthesie dat gerapporteerd wordt door anesthesisten is bij jonge kinderen veel hoger dan bij oudere kinderen. Ook lopen ernstig zieke kinderen en kinderen die met spoed geopereerd worden een groter risico. Bijna de helft van de incidenten heeft te maken met ademhaling en luchtwegen. Dat blijkt uit onderzoek van het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht.
Het onderzoek is gebaseerd op 97% van alle kinderen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis die anesthesie kregen in de periode 2007 tot 2013. Dat komt neer op 35.000 anesthesiën. Bij 3,4% van de kinderen die narcose kregen werd een (bijna-)incident gerapporteerd. Het percentage incidenten is net zo hoog als bij volwassenen die anesthesie kregen met hetzelfde systeem. Maar het aantal incidenten bij jonge kinderen is veel hoger dan bij oudere kinderen: 8% bij kinderen jonger dan 1 maand, 6% bij kinderen jonger dan 1 jaar, 2% bij oudere kinderen. Bij 10% van de ernstig zieke kinderen en bij 4,9% van de kinderen die met spoed geopereerd worden, werd een (bijna-)incident gerapporteerd. 46,5% van de incidenten had betrekking op de ademhaling en luchtweg. 1 op de 27 kinderen jonger dan 1 jaar heeft rondom de narcose een (bijna-)incident. De lijst met (bijna-)incidenten kan gebruikt worden voor het opzetten van een landelijke registratie voor (bijna-) incidenten bij kinderanesthesie. Daarmee wordt inzichtelijk welke groepen kinderen het grootste risico lopen. Het maakt ook duidelijk op welke punten de klinische zorg nog kan verbeteren.
Jurgen de Graaff, Desiree van der Werff, kinderanesthesiologie, Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht
Meer informatie: