Er is steeds meer aandacht voor transgenderzorg en ook het aantal specialistische centra neemt toe. Toch voelen veel jongeren met transgendervragen zich onvoldoende geholpen, blijkt uit recent onderzoek van de Radboud Universiteit en Radboudumc. “Onze samenleving is niet ingespeeld op gendervragen van jongeren.”
“Er is een mismatch tussen de vraag naar en de inrichting van de transgenderzorg”, zeggen Enny Das, hoogleraar Communicatie aan de Radboud Universiteit, en Chris Verhaak, klinisch psycholoog bij het Radboudumc. Dat is best gek, want de afgelopen tijd zijn er meerdere centra geopend om tegemoet te komen aan de toenemende vraag naar transgenderzorg. De capaciteit is dus vergroot, maar daarmee is het probleem niet opgelost. Hoe kan dat?
Een onderzoeksteam van de Radboud Universiteit en Radboudumc deed hier onderzoek naar, in opdracht van het ministerie van VWS. Afgelopen voorjaar bracht ze hierover een rapport uit, Mijn gender verdient zorg (zie kader).
Verhaak: “Wat we zien is dat de vragen waar transgenderpersonen mee rondlopen, breder zijn dan alleen medische zorg. Enerzijds wordt transgenderzorg meer zichtbaar in de samenleving. Dat is goed nieuws. Jongeren die worstelen met hun genderidentiteit herkennen zich daarin en gaan zelf op onderzoek uit.”
“Deze jongeren willen iemand die naar ze luistert. Dat luisterend oor ontbreekt.”
Vervolgens lopen ze echter al snel tegen problemen op, vult Das aan. “De samenleving blijkt onvoldoende te zijn ingespeeld op hun vragen. Jongeren willen met anderen hierover in gesprek, willen hun onzekerheden delen over hun gender. Met hun vrienden, de docent of desnoods de trainer op de sportclub.”
Verhaak: “Die missen echter kennis over het onderwerp, voelen zich onzeker, en verwijzen de jongere door naar specialistische zorg. Daar komen ze vervolgens op een wachtlijst van twee jaar.” Das: “Ondertussen worden ze niet geholpen. Hun sociale leven komt in de wacht te staan, juist in zo’n belangrijke levensfase.”
De zorg is binair ingericht
Bovendien, veel jongeren willen geen specialistische zorg. Verhaak: “Dat is wat jongeren (16+) ons vertellen. Ze voelen zich niet ziek, en de specialistische zorg sluit niet aan op hun behoeften.” Das: “Bovendien is de zorg binair ingericht. Alsof jongeren met transgendervragen een keuze moeten maken: wel of geen behandeling. Ze worden gemedicaliseerd. Maar deze jongeren willen geen keuze maken, ze willen iemand die naar hen luistert. Dat luisterend oor ontbreekt.”
Met als gevolg dat jongeren met transgendervragen minderheidsstress ervaren. Verhaak: “Ze komen erachter dat de samenleving is ingericht naar de wensen van een meerderheid. Ze voelen zich daardoor niet gekend in hun eigen omgeving. Terwijl je juist een genderidentiteit ontwikkelt in interactie met je omgeving, je ouders, je vrienden, de school. Jongeren voelen zich daar ongelukkig over. Ze voelen dat ze anders dan anderen zijn, maar ze kunnen nergens terecht.”
Hete aardappel
Wat moet er gebeuren? Verhaak: “Ons advies is genderdysforie niet los te zien van andere identiteitsvragen van jongeren. De vraag naar gender hoort bij hun algehele ontwikkeling. Het is daarom belangrijk dat we ons als samenleving meer verdiepen in genderdysforie, van huisarts tot psycholoog, van de mentor op school tot de voetbaltrainer. Zodat we hierover het gesprek met de jongere kunnen én durven aangaan, samen met alle andere ontwikkelingsvragen die ze hebben. Jongeren willen dit graag.”
Das: “Een van de uitkomsten van ons onderzoek is: wees niet bang om dit gesprek aan te gaan. Geef de hete aardappel niet door aan anderen. We laten jongeren daarmee in de kou staan.”
Michel van Dijk, journalist
Meer informatie over het onderzoek
De Radboud Universiteit en het Radboudumc onderzochten, samen met transgender personen vanaf 16 jaar en zorgprofessionals, hoe de aansluiting tussen zorgvraag en zorgaanbod verbeterd kan worden. Opdrachtgever was ZonMw. Op 9 mei presenteerden de onderzoekers de beleidsaanbevelingen die zij op basis van het onderzoek hebben opgesteld.
Naar meer informatie over het onderzoek op de website van het Radboudumc
Naar meer informatie en het onderzoeksrapport op de website van ZonMw