17 maart 2020

Moet het NU?

Maandelijks op de nieuwsblog Kind & Zorg: een column van de Vakgroep Medisch Pedagogische Zorg Nederland over wat zij meemaken in de praktijk.

’s Morgens tijdens het inlezen van mijn patiënten word ik door de kinderverpleegkundige gevraagd of ik bij de bloedafname van de negenjarige Emre kan helpen. Ze zijn al begonnen. Het lukt Erme echter niet om mee te werken.

Gisteren heeft mijn collega met Emre en moeder een stappenplan voor de bloedafname opgesteld. De inschatting was dat het hem met moeder zou lukken, helaas was dit toch niet het geval. Het verzoek van de kinderverpleegkundige is of ik er nu bij kan komen voor begeleiding. Ze geeft aan dat Emre zegt dat het hem zodirect wel zal lukken. De laborant kan ieder moment weer terug komen voor poging twee. Ik zie een angstige jongen op bed die geen oogcontact maakt. Wanneer ik kennis maak en vragen stel geeft hij nauwelijks antwoord. De spanning is voelbaar.

Is het echt Emre die denkt dat het zodirect wel lukt? Welke rol speelt de wens van moeder? Wat zijn de beweegredenen dat het nu nodig is? Is er sprake van tijdsdruk voor de verpleegkundige en de laborant? Vragen die ik in mijn achterhoofd meeneem om de juiste stap te zetten voor Emre.

Moeder is liefdevol en ondersteunend betrokken en helpt Emre met antwoorden. Snel wordt mij duidelijk dat moeder graag wil dat het snel voorbij is voor Emre. Emre zit ‘op slot’ en de druk van de laborant die zo gaat komen draagt hieraan bij. Nadat ik gecheckt heb bij de kinderverpleegkundige of het mogelijk is, maak ik samen met Emre de keuze om op een eigen gekozen moment de laborant terug te laten komen zodat er even een adempauze komt.

Deze ruimte zorgt direct voor een meer ontspannen Emre. Hij geeft antwoorden op mijn vragen en samen kijken we kritisch naar wat anders kan. De laborant en verpleegkundige hebben het gemaakte stappenplan goed gevolgd. Wat maakte dat het hem toch niet lukte om mee te werken? We komen erachter dat Emre geen vertrouwen heeft in de verdovende zalf die al wel goed ingewerkt is. Tijdens een vorige labafname is er een ‘verdovende’ spray gebruikt en is er gezegd dat dit erg goed zou helpen. Dit is echter niet het geval, deze spray heeft geen enkel verdovend effect. We spreken af dat we de verdovende zalf nog een extra uur laten zitten, zodat ik hem nog beter kan laten voelen dat dit wel echt een verschil maakt.

Na een uur verwijderen we de zalf en laat ik hem voelen wat voor een groot verschil dit maakt.

Ik leg in het bijzijn van Emre uit aan de laborant en de kinderverpleegkundige wat de afspraken zijn en hoe Emre het graag wil.

Net voordat de daadwerkelijke labafname plaatsvindt verstijft Emre en trekt hij zijn arm iets terug. Ik pak zacht zijn hand en zeg nogmaals dat dit gaat lukken. ‘De zalf is goed ingewerkt, dat heb je gevoeld. Je zal merken hoe veel minder je zult voelen en hoeveel meer jij kan nu jij de baas bent over hoe het vandaag gaat.’ Ik knik naar de laborant en ze neemt het bloed af.

Verstijfd, met een opgetrokken en toch stille arm roept hij hard met hoge stem: ‘Ik voel niets! Ik voel niets! Ik voel niets!’ Meteen begint hij te stralen en ontspant. Emre is trots en heeft zijn vertrouwen in zijn kunnen en in de zorgverlening terug.

Linde Tornabene
Vakgroep Medisch Pedagogische Zorg Nederland