20 april 2016

Fantasie versus werkelijkheid in het ziekenhuis

Vanaf nu maandelijks op de nieuwsblog Kind&Zorg: een column van een van de leden van de Vakgroep Pedagogische Zorg in het Ziekenhuis over wat zij meemaken in de praktijk.

“Goedemorgen!” De secretaresse geeft me de patiëntenlijst en ik check hem al lopend naar de afdeling. Kamer 34, Sophie met een appendicitis. De verpleegkundige vertelt me dat Sophie van de Spoed Eisende Hulp direct doorging naar de operatiekamer. Net voor middernacht kwam ze aan op de kinderafdeling.

Tegen het eind van de ochtend loop ik bij Sophie binnen. Een sportief ogende 13-jarige meid ligt te appen in haar bed. “Je vriendinnen een update aan het geven?”, vraag ik na me voorgesteld te hebben. Het blijkt een goede gok. We maken een praatje over haar vriendinnen en de pauzes op school. “Heb je je vriendinnen uitgelegd dat je in het ziekenhuis bent en waarvoor je hier bent?” Sophie vertelt dat haar vriendinnen haar al gemist hadden op school en vroegen waar ze was. Ze heeft getypt dat haar blinde darm eruit is gehaald. “Ah, je blinde darm?”, vraag ik.

Als pedagoog ben ik direct nieuwsgierig naar wat Sophie gisteravond heeft begrepen van haar ‘diagnose’. Hoe is deze aan haar gecommuniceerd; een appendicitis (dus in medische termen) of een blindedarmontsteking? Wat voor beeld heeft Sophie bij een blinde darm? Hoe denkt ze over het leven zonder blinde darm? Ik ben benieuwd of Sophie door de spoed waarmee ze in het ziekenhuis is beland en is geopereerd wel heeft meegekregen wat er allemaal gebeurt.

Regelmatig merk ik dat kinderen die met spoed zijn opgenomen niet goed meekrijgen wat er precies speelt. De kinderen hebben pijn en de spanning is hoog. Voor kind en ouders is het ziekenhuis een onvoorspelbare, vaak nieuwe en soms angstaanjagende omgeving. Er komen allerlei verschillende mensen voorbij, alles gaat snel en waarschijnlijk wordt het kind geprikt. Om dit alles te doorstaan schakelen kinderen, en zelfs vaak ook ouders, een ‘overlevingsmodus’ in. Grote kans dat ze zich daardoor (gedeeltelijk) afsluiten en dat ze niet alle informatie die ze krijgen kunnen onthouden. Grote kans ook dat hun eigen fantasie uiteindelijk een niet kloppend, soms té spannend of zelfs angstig verhaal maakt van de hele gebeurtenis.

Daarom bekijk ik even later samen met Sophie een plaatje van het spijsverteringstelsel. Ze weet wel waar de blinde darm zit, maar wat deze eigenlijk doet wist ze niet. Door het gesprek dat we hebben komen we tot de conclusie: de blinde darm hebben we als mens niet nodig en je kunt zónder dus normaal leven. Een voor ons – medisch en pedagogisch personeel – bekende conclusie. Voor Sophie daarentegen is het nieuwe, geruststellende informatie.

Een bevestiging dat concrete en duidelijke informatie op het juiste moment, aangepast aan het niveau van kind en ouders, onontbeerlijk is in het ziekenhuis. Het is zelfs een van de belangrijkste aspecten voor het kind en ouders bij verwerking van een ziekenhuisopname. Het geeft een basis om met een gerust gevoel, zonder spannende fantasieën, de werkelijkheid buiten het ziekenhuis weer tegemoet te treden.

Anne Weenink
Pedagoog