Co-creatie: voor en door kinderen en zorgprofessionals
Veel patiënten zijn niet tevreden met de OK-jasjes van het WKZ. Dit geluid bereikte onder meer via de Kinderraad de leiding van de divisie Vitale Functies van het UMC Utrecht. De kinderen gaven aan: ‘Zit niet lekker’, ‘Niet mooi’ en ‘Voel me naakt, je ziet mijn blote billen.’ De zorgprofessionals letten vooral op functionele eisen: makkelijk open en dicht gaan, makkelijk uit te trekken en een jasje mag decubitus niet in de hand werken. Hoe kom je tot een nieuw ontwerp voor OK-jasjes waar zowel kinderen als zorgprofessionals blij mee zijn? De divisieleiding gaf deze opdracht aan industrieel ontwerper Thomas Latcham. Het werd zijn afstudeerproject aan de TU Delft (Design for Interaction). De uiteindelijke oplossing is dat kinderen zelf een keuze kunnen maken uit twee OK-jasjes en drie zakjes die ze zelf kunnen vormgeven. Bregt Camphuijzen, teamleider Recovery: “Zo krijgt de patiënt meer controle over het operatietraject. Een kind heeft zijn eigen jasje gekozen en het zakje persoonlijk gemaakt; dat vergroot het gevoel van veiligheid.”
Beleving en functie
Latcham startte in augustus 2016 met zijn ontwerpproject voor een nieuw OK-jasje. “Een ontwerp voor gebruikers en door gebruikers, dat is de essentie” geeft Latcham aan. “Door gebruikers te betrekken bij elke stap in het ontwerpproces, krijg je oplossingen die aansluiten bij de belangen van kinderen én van zorgprofessionals.”
Latcham begon met observaties en hij liep mee op OK’s, Recovery en enkele kinderafdelingen: “Hoe gaat het nu? Wat vinden medewerkers goed en minder goed aan de huidige OK-jasjes? Vervolgens heb ik met de Kinderraad gesproken over de huidige OK-jasjes en hun wensen voor een nieuw ontwerp. Met al die informatie van de gebruikers krijg je een goed beeld van de beleving, de wensen en de functionele eisen.”
Kinderen zijn de experts
Kinderen misten vooral een gevoel van controle. Latcham: “Een kind vertelde mij: ‘De jas is niet van mij, het is iets van het ziekenhuis.’ Ze voelde zich niet veilig en zelfverzekerd in het huidige OK-jasje. Op basis van alle ervaringen kwam ik op vier belevingseisen: controle, eigen, veiligheid en zelfverzekerdheid. Daarmee ben ik aan de slag gegaan. Of beter gezegd: de kinderen mochten los gaan, want dat is de essentie van co-creatie. Ik zie kinderen als experts: zij weten wat ze willen en van hen kan ik dus leren. Ik betrek kinderen daarom actief bij het proces van bedenken en maken: ze mogen hun hersenen en hun handen gebruiken. Kinderen doen mee in elke stap in het designproces. Mijn rol is die van facilitator en vertaler van hun wensen en behoeften. Ik denk dat er veel te winnen valt bij het ontwerpen van producten en diensten voor kinderen door hen op deze manier te betrekken bij het proces.”
Naar mama ruiken
Latcham ging aan de slag met patiënten uit het WKZ en met een schoolklas: “De kinderen maakten mindmaps en tekeningen, terwijl we een gelijkwaardig gesprek voerden. Uiteindelijk gingen ze met poppen en stof aan de slag. Als je kinderen iets laat doen of maken, kom je tot diepere kennis van hun beleving. Op papier schreef een meisje: ‘Ik wil dat het jasje ruikt naar mama.’ Toen ze met stof en de pop aan het knutselen was, vertaalde ze die geur, dat gevoel van veiligheid, naar het opschrijven van de namen van haar vrienden op het jasje.”
Drie concepten
Uit alle tekeningen, beschrijvingen en tientallen jasjes destilleerde Latcham drie concepten: kinderen moeten zelf iets te kiezen hebben, ze willen zelf iets persoonlijk kunnen maken en ze willen deel uitmaken van een groter geheel. “Met deze drie voorstellen ging ik weer terug naar kinderen”, vertelt Latcham. “Wat is goed en wat is niet goed? Uiteindelijk was niet één concept de winnaar, maar de combinatie van deze drie. Verrassend.”
Zieke kinderen zijn bovenal kinderen
Latcham werkt graag met kinderen: “Ze nemen geen blad voor hun mond en zeggen als ze iets ‘shit’ vinden. Ze zijn creatief en denken out of the box, buiten de kaders die wij als volwassenen neerzetten. Wat me verder opviel, was dat de kinderen uit de schoolklas zich heel makkelijk konden inleven in de patiënten. De grootste les is echter dat zieke kinderen bovenal kinderen zijn. Dat moeten we niet vergeten. Ook al is het de tiende operatie, moet hij of zij herstellen van de chemotherapie: een kind wordt blij als hij of zij iets mag maken of zoals een kind het verwoordde: ‘ik heb even vakantie van het ziek zijn’.”
Feedback zorgprofessionals
De volgende stap was de emotionele behoefte van de kinderen vertalen naar de functionele eisen voor de OK. Latcham: “Ook de stem van de zorgprofessional moet je terugzien in het OK-jasje. Ik ben met verschillende fysieke prototypen van ontwerpen langs geweest: wat vinden jullie goed en wat niet goed? De feedback van de medewerkers heb ik steeds meegenomen om nieuwe prototypes te maken. Na drie rondes bij de zorgprofessionals had ik een ruw eindmodel. Met dit model ging ik weer terug naar de kinderen. Daar kwamen nog een paar wijzigingen uit die ik nog heb verwerkt.”
Het bijna definitieve ontwerp is getest tijdens een echte operatie. Latcham: “Dit was weliswaar een oogoperatie, maar het jasje voldeed aan de emotionele behoeften van de patiënte. Functioneel lijkt het goed, al moeten we nog verder testen met andere operaties.”
Ok-jasjes: twee outfits, drie zakjes
Tijdens het bezoek vóór de operatie kan het kind uit drie zakjes met verschillende prints kiezen. Deze zakjes passen op het OK-jasje. Het kind neemt dit zakje mee naar huis en kan er op tekenen, kleuren, schrijven, of wat voor creatiefs dan ook. Na de operatie mag het kind het zakje mee naar huis nemen. Daarnaast kan het kind zelf vooraf een keuze maken uit twee OK-jasjes, waarvan een model met shorts.
“Het mooie van co-creatie is dat het geen weerstand, maar draagvlak schept”, evalueert Camphuijzen. “De medewerker en de patiënt voelen zich gehoord. Als kinderen een keuze hebben en zelf iets persoonlijks van hun jasje kunnen maken, voelen ze zich veiliger en zekerder. Het nieuwe ontwerp komt niet in de la te liggen. We zijn al met onze huisleverancier in gesprek en andere ziekenhuizen hebben interesse getoond.”
Bregt Camphuijzen
UMC Utrecht
B.Camphuijzen@umcutrecht.nl