13 maart 2015

‘Kijk ook naar degene naast het kind’

Toen Dries van vier jaar bij zijn opa en oma logeerde, werd hij ziek. Zijn oma Wies ging met hem naar de huisartsenpost, maar het draaide uit op een spoedopname. In het ziekenhuis ging alle aandacht naar de zieke, en oma voelde zich machteloos en ellendig.

Wies Kommer: ‘Woensdagnacht werd Dries ziek en de dag erna werd het alleen maar erger. Hij hoestte en piepte, en was totaal lusteloos. Aan het eind van de dag dacht ik: zo gaan we de nacht niet in. Iets over zessen konden we terecht bij de huisartsenpost. De dokter luisterde naar zijn longen en zei: “U kunt gelijk door naar de kinderarts, rekent u er maar op dat het een opname wordt.” Dan schrik je heel erg, ik had geen idee wat er aan de hand was. Ik dacht dat hij een pufje zou krijgen, dat had hij eerder ook al eens gehad, en dan gewoon weer mee naar huis zou kunnen.’

‘Op de kinderafdeling stonden twee artsen en een verpleegkundige al te wachten. Dries werd gelijk aan de monitor gelegd, er werd niet gezegd waarvoor dat was. Hij kreeg medicatie, prednison dacht ik op te vangen, maar op mijn vraag of ze dat gaven werd niet gereageerd. Ik stond erbij en keek ernaar, zo voelde dat. Dries werd beneveld en de dokter zei dat het absoluut noodzakelijk was dat hij bleef, en dat was alles wat ik hoorde. Ik ben op een gegeven moment maar de gang op gegaan om de ouders van Dries te bellen. En mijn man, want die was met de jongste thuis en wist niet waar ik bleef. Toen wilde ik eigenlijk wel janken, ik barstte bijna van de emoties vanwege dat jongetje dat daar zo ziek lag terwijl ik verder van niets wist. Aan Dries wilde ik mijn emoties niet laten zien, ik wilde het voor hem niet erger maken dan het al was. Dus ik hield me in.’

Voor het eerst had ik het gevoel dat ik iets voor Dries kon betekenen

‘Toen de artsen weg waren, heb ik aan de verpleegkundige wat vragen kunnen stellen en daardoor werd me wel duidelijk dat Dries een echte astma-aanval had en dat hij veel zuurstoftekort had. Die verpleegkundige betrok me ook bij het vernevelen, en voor het eerst had ik het gevoel dat ik iets voor Dries kon betekenen. Na tweeënhalf uur waren zijn ouders er en ben ik naar huis gegaan. De opname is verder goed verlopen, de verpleegkundigen waren lief voor Dries en hij knapte langzaam op. Zondagmiddag kon hij het ziekenhuis verlaten. Dat was allemaal prima, de pijn heeft voor mij echt gezeten in het moment van de spoedopname. Ik snap natuurlijk dat dan de aandacht in de eerste plaats naar de patiënt gaat, maar tegelijk kunnen ze degene naast het kind betrekken bij wat er gebeurt.’

‘Dries was bij de opname zo ziek, het maakte hem niet uit wat ze met hem deden. Dus die artsen zagen een rustig kind en een redelijk beheerste oma: dat leek wel in orde. Als hij was gaan protesteren, hadden ze er misschien eerder aan gedacht om mijn hulp in te roepen. Maar ook een kind dat te ziek is om te reageren, heeft de veiligheid en geruststelling van vertrouwde mensen nodig. En ook als degene bij het kind de moeder of vader niet is, heeft die persoon wél de zorg over zo’n kind. Ik heb er nog weken last van gehad: dat jochie dat vol vertrouwen bij me in de auto stapt om even naar de dokter te gaan, en dan gebeurt er dit allemaal.’