Er is in de geboortezorg meer aandacht nodig voor leefstijl en sociale omstandigheden van gezinnen. Dat was de belangrijkste uitkomst van het in december 2020 verschenen RIVM-onderzoek Beter weten, een beter begin naar de stagnerende daling van de babysterfte in Nederland. Overgewicht, obesitas en sociaaleconomische factoren zijn de belangrijkste risicofactoren voor sterfte rond de geboorte.
Aanleiding voor het onderzoek waren de verontrustende cijfers van de afgelopen jaren over de babysterfte in Nederland. Terwijl het aantal pasgeborenen dat rond de geboorte overlijdt in het afgelopen decennium sterk daalde, stagneerde deze trend vanaf 2015. De laatste jaren is er zelfs weer sprake van een lichte stijging.
Die toename is verontrustend, omdat de geboortezorgpartijen (onder meer de verenigingen van gynaecologen, verloskundigen en kinderartsen) sinds 2009 intensief met elkaar en met de overheid samenwerken om de babysterfte in Nederland terug te dringen. Destijds bleek het Nederlandse cijfer veel hoger te liggen dan dat in andere westerse landen. Het RIVM-rapport markeert daarom een belangrijk moment in de geboortezorg, hoewel het door de coronacrisis weinig aandacht kreeg in de media.
Het kabinet vroeg het RIVM uit te zoeken wat de oorzaken zijn van de stagnerende daling en recente stijging. De verandering in de cijfers blijkt niet zozeer te maken te hebben met kenmerken van de moeder en de geboortezorg, vond het RIVM uit, zoals leeftijd van de moeder, inleidingen tijdens de bevalling, de overdracht naar de het ziekenhuis of het uur van de geboorte. Deze risicofactoren namen in de afgelopen jaren niet in belang toe.
Leefstijl en afkomst
Anders blijkt dat te liggen als het gaat om risicofactoren rond leefstijl en afkomst. Zo stijgt in Nederland het aantal vrouwen tussen de 25 en 45 jaar met overgewicht en obesitas. Ook neemt het aantal geboortes toe in de groep vrouwen van Aziatische en Afrikaanse herkomst, waaronder asielzoekers en statushouders. Ook stelde het RIVM vast dat sociaal-economische factoren nog steeds een belangrijke rol spelen. Er is sprake van een hogere babysterfte in achterstandswijken in grote steden, maar ook in krimpregio’s. Onder meer armoede, taalachterstand en laaggeletterdheid zijn van invloed.
De geboortezorgpartijen gaan het rapport gebruiken als een belangrijke impuls voor kwaliteitsverbetering en verbreding van de ingezette koers. Ze gaan aan de slag met de verbetervoorstellen, zoals meer samenwerken met organisaties in het sociale domein. Dit jaar komen ze gezamenlijk met een verdere uitwerking. Daarin nemen ze ook mee de resultaten van de midterm review van de strategische agenda van de geboortezorg en de resultaten van de evaluatie van de Zorgstandaard (zie kennisnetgeboortezorg.nl).
College perinatale zorg
Het College Perinatale Zorg (CPZ), het orgaan waarin de geboortezorgpartijen samenwerken, stelde in december 2020 al dat verbreding naar het sociale domein inderdaad prioriteit moet krijgen. Hester Rippen, directeur van Kind & Ziekenhuis, heeft namens de Patiëntenfederatie zitting in het bestuur van het CPZ. In het bestuur vertegenwoordigt zij het perspectief van kind en ouders en bevordert ze kind- en gezinsgerichte zorg rond de geboorte.