15 september 2017

Avondzorgen

Het is al laat als ik haar schaars verlichte kamer binnenloop. Voor het eerst in al die dagen, doorbreekt een brede lach haar donkere gelaat. Zopas heeft iemand bedacht om haar liefste tante met die onuitsprekelijke Afrikaanse naam voortaan maar ‘tante Bianca’ te noemen. En iedereen lacht het uit en huilt. Ze komt van ver. De vlucht uit haar levensgevaarlijke land, de maandenlange tocht, het overzeese dolen, die eindeloze reis vol gevaren hadden al het uiterste van haar geëist. En toen deed hier die vreselijke ziekte haar alsnog de das om. Ze heeft nu nog een hele weg te gaan. Maar ze is niet alleen. Een schare fiere tantes, gesluierd in kleurrijke gewaden wijkt zelden van haar bed en koestert haar zoals leeuwinnen zorgen voor een gekwetste welp. Ik schud hun eeltige handen, drink hun thee, proef van hun rijstschotels en peil de gepijnigde blikken in hun trotse tranende ogen tijdens de lange gesprekken vol twijfels en onzekerheid – zal hun nichtje kunnen leven? Ooit weer kunnen lopen?

Wat verder ontwaar ik in de schaduw van een nachtlamp een gebogen man, hoofd steunend op één hand. Zijn andere hand streelt voorzichtig de wang van zijn slapende zoon. Het beloftevolle voetballertje was vanmiddag op de fiets aangereden. Een dure SUV-chauffeur had klaarblijkelijk haast gehad en daarbij de kleine weggenoot van de weg gemaaid. Nu ligt hij hier tussen slangetjes en lichtjes, piepjes en getallen. “Ik ben in een klap tien jaar ouder geworden”, fluistert de man mij toe. Verdriet, angst en boosheid vormen een slopende cocktail. Ik leg mijn hand op zijn schouder, ruik een zweem van angstzweet en voel de gespannen houding van een gebroken man. “Pas op zo’n moment beseft een mens wat hem echt dierbaar is”, zegt hij nog. Hij koestert nu de hoop die hem lief is.

Mijn ronde eindigt bij de drie maanden oude baby die hier al enkele dagen ligt. De blauw-gelige vlekken op de huid verraden wat er thuis is gebeurd. Een bloem hopeloos in de kiem gesmoord. Alle bevoegde instanties zijn intussen bij haar gezin neergestreken opdat dit nooit meer zou gebeuren. Maar die hulp kwam voor haar te laat. Meewarig legt mijn jonge assistente haar handen koesterend om haar eigen zwangere buik.

Net voor het slapen, zap ik nog even langs de laatavondprogramma’s. Het land is getroffen door verkiezingskoorts. “Onze eigen waarden staan op het spel”, zo wordt door menigeen beweerd en “Vreemd kwaad zou ons eigen goed bedreigen”. Zijn we dan echt zo verschillend van elkaar? Waarom gaat het steeds meer over wat ons van elkaar onderscheidt?

Vanavond zag ik hoe universeel we zijn wanneer ellende ons treft. Maar ook zag ik de grenzeloze hoop en liefde die we allemaal in ons dragen. Als het er echt op aankomt dan zijn we zo ontstellend gelijk. Hoe we treuren, troosten, minnen en hopen maakt ons tot slechts één unieke soort: allemaal mensen. Laten we goed zorgen voor elkaar.

Piet Leroy, kinderarts en kinderintensivist