11 mei 2016

Witte jassen

Maandelijks schrijft een van de leden van de Pedagogische Zorg in het Ziekenhuis Nederland – onderdeel van de Pedagogische Zorg in het Ziekenhuis – een column voor Kind&Zorg, waarin zij vertellen over hun ervaringen in de praktijk. 

Witte jassen

De deur gaat open, er komt iemand in een witte jas binnen. Ze lacht en vertelt dat er zo nog meer mensen aankomen. De deur gaat weer open, nu komen er drie personen in witte jassen binnen. Eén heeft een leuke pen in haar jasje. De witte jassen praten met je moeder en raken je buik op allerlei plekken aan, wat niet fijn is, want je hebt pijn in je buik. Als de deur weer opengaat komen er nóg twee witte jassen binnen. Ze nemen je mee naar een andere kamer. Daar krijg je een vervelende prik en een heel vervelend slangetje in je neus. Dan brengen ze jou en je moeder weer terug naar de kamer waar je vandaan kwam. ‘Om te helpen met eten’, zeggen de jassen. Dan lopen ze allemaal de deur uit. De mevrouw met de pen zwaait en lacht nog naar je; ‘tot morgen!’.

Dit moet echt beter! Regelmatig krijgen wij, als pedagogisch zorgverlener in het ziekenhuis, van de verpleging en artsen de vraag om kinderen te begeleiden bij angst voor ‘de witte jassen’. Het zien van iemand in een witte jas of uniform heeft nou eenmaal een grote invloed; zodra een arts of verpleegkundige binnenkomt zie je bij het kind de alertheid toenemen. Hun ogen volgen alles, ze kruipen naar hun ouders toe of beginnen zelfs te huilen. Bang. Je ziet ze denken: ‘wat kom je doen?’, ‘moet ik vluchten, vechten of bevriezen?’ En zo nu en dan de schreeuw: ‘doe me geen pijn!’. Begrijpelijk en logisch dus dat ze tijdens een onderzoek of medische handeling vervolgens niet meewerken, toch?

Voor het kind is het iedere keer weer afwachten wat de persoon in de witte jas komt doen, en vaak hebben ze – mede daardoor – negatieve associaties bij de artsen en verpleegkundigen. Logisch, want dit zijn ook de mensen die de soms minder leuke handelingen verrichten. En zo werkt het in het ziekenhuis, toch?

Daarom start ik altijd met een aantal pedagogische basisinterventies, gericht op het creëren van voorspelbaarheid teneinde zo het vertrouwen van het kind te behouden – of terug te winnen. Ik hang een reminder op de deur: ‘Graag bij binnenkomst eerst benoemen wie je bent en wat je komt doen.’ Bij een pop breng ik een infuus en een sonde aan; gelijk aan wat het kind nodig heeft. Vervolgens doen we zowel de grote als de kleine handelingen voor op de pop en ik benoem hierbij eerlijk alles wat het kind zal voelen.

Door dit proces consequent uit te voeren wordt het voor het kind inzichtelijk wat er bij hem of haar gaat gebeuren en dus wat hij of zij kan verwachten. Hierdoor zal bestaande angst in kleine stappen afnemen. Daarnaast arrangeer ik mogelijkheden tot spel en ontspanning voor het kind. Voor kinderen is het heel belangrijk dat ze een slingerbeweging kunnen maken tussen spelen, ontspannen en stressvolle situaties. Dit hebben ze zowel nodig om alles aan te kunnen als om een en ander vervolgens goed te kunnen verwerken.

Voor ouders is dit ook een lastige situatie. Wanneer troost je het kind? Wanneer geef je ruimte voor de emoties van het kind en wanneer niet? En hoe straal je vertrouwen uit in een ook voor jou onduidelijke situatie? Als pedagogisch zorverlener besteed ik aandacht aan het het systeem van het kind, door onder andere bovenstaande vragen met ouders te bespreken en aandacht te hebben voor hun ervaringen.

Het is logisch dat een kind angstig reageert op wit. Het is logisch dat de personen in witte jassen ook de vervelende handelingen uitvoeren. De ‘basis’ pedagogische interventies zouden dan ook logisch moeten zijn, toch? Is het daarmee mogelijk het pedagogische leefklimaat in het ziekenhuis zo vorm te geven dat er geen angst voor wit zou bestaan? Nee, maar het scheppen van vertrouwen zorgt voor minder angst en stress, voor medewerking en bovenal samenwerking met kind en de ouders. Ik als onderdeel van de pedagogisch zorg in het ziekenhuis vindt het dan ook van groot belang dat we investeren in pedagogische vaardigheden, multi disciplinair en ziekenhuisbreed. En niet alléén in basisvaardigheden. Dat iedereen aandacht heeft voor het reduceren van de angst, pijn en stress van het kind en ouders. En daar is tijd, geld en nog belangrijker, bewustwording bij de ‘witte jassen’ voor nodig

Anne Weenink